Ik zag een engel in een overvolle tram

Het is zes uur in de avond. De spits in Rotterdam is een feit: met zijn allen in een overvolle tram en billen tegen elkaar aangedrukt. Arm die langs arm strijkt. Maar zelfs tussen al deze prikkels blijven mijn ogen steeds heel even rusten op iemand anderhalve meter bij me vandaan. Om een beeld te schetsen, er staat nog een persoon tussen ons in. Ze heeft het gezicht van een engel, een glimlach om verliefd op te worden en ogen die beginnen te sprankelen elke keer wanneer mijn eigen ogen zich vasthaken in die bruine kijkers van haar…

Na een sociale glimlach terug, begint ze opeens tegen me te praten. In het Engels. ‘Nice cross!’ zegt ze terwijl ze naar mijn gouden kruisje wijst. ‘Do you believe in Jesus Christ and do you know that He loves you a whole lot?’ Ze mag dan geen native speaker zijn maar haar zinnen zijn een stuk beter geformuleerd dan de mijne. Houd in je achterhoofd dat ik relatief verbaasd ben dat ze mij heeft opgemerkt en nog verbaasder over het feit dat ze mijn kruisje heeft weten te spotten tussen mijn kleurrijke sjaal door!

Vreemdeling
Voordat ik het weet staat ze naast me. ‘Is it okay that I pray for you?’ Ze heeft de vrouw die tussen ons in stond weten weg te werken en kijkt me diep aan in mijn ogen, vragend naar mijn naam. Aangezien je het geen enkele vreemdeling gunt om vijf minuten bezig te zijn met de uitspraak van mijn naam, al helemaal geen vreemdeling die onze tonen niet gewend is, zeg ik maar Remm.

‘Ik heb het gevoel dat ik dit tegen je moet zeggen’

Daarop reageert ze: ‘I got the feeling I need to say all of this, Remm. There is a Lord. A heavenly Father. He looks out for you. He loves you no matter what you do. Even when you forget about him He will still be there. Waiting. Smiling as He knows you will come back to Him. Jesus died for us. He made it possible for us to believe in Him. Even when you close the door for God. He will open another one. Waiting for you to make that decision to come back to him.’ De tram stopt. De deuren glijden open. Ik sta nog steeds met mijn mond vol tanden. Bijt mijn tranen weg, die de laatste tijd om de kleinste reden al op komen dagen.

Kippenvel in mijn nek
Op dezelfde manier waarop ze net nog opeens naast me stond, is ze nu opeens verdwenen. Ik zie alleen haar bruine lokken door de mensenmassa bewegen terwijl iemand me een duwtje geeft om door te lopen. Het kippenvel staat nog steeds ergens in mijn nek terwijl ik door de (gure) regen naar het station loop. Voor mij was dit toch wel zo’n momentje. Zo’n momentje waarop ik weer inzie; God werkt door mensen! En mensen kunnen daadwerkelijk engelen zijn!

Meer over dit onderwerp lezen?