De Franse schrijver La Fontaine schreef eens een verhaaltje over een krekel en een mier. Tijdens de warme zomer zit de krekel heerlijk in de zon, te flierefluiten en te sjirpen. Tegelijkertijd werkt de mier zich in het zweet. Het wordt winter, en de mieren zitten er, dankzij hun voorbereidingen in de zomer, warmpjes bij. De krekel staat buiten, en heeft niets om zichzelf mee te voeden. Hij is nu afhankelijk van de liefdadigheid van de mier. Wie heeft er meer recht van bestaan: De krekel of de mier?
Ik realiseer me de laatste tijd steeds vaker hoe calvinistisch mijn denken is. Het probleem is niet eens dat ik andere mensen van alles op leg. Het probleem is dat ik zelf een standaard heb waar ik niet aan voldoen kan. Ik moet fulltime werken, en daarnaast een druk sociaal leven hebben, goed zijn voor mijn familie, en vrijwilligerswerk doen. Ik moet minstens drie keer per maand naar de kerk, en dagelijks stille tijd houden. Ik moet er goed uit zien en gezond eten. Ik realiseer me dat ik de krekel een nutteloze lapzwans vind.
Maar ik word zo ontzettend moe. Moe van mijn standaard. Moe van het chronische schuldgevoel als ik tekort schiet, of niet voldoe aan het plaatje zoals het zou moeten zijn.
Ik word er moe van net te doen alsof ik een mier ben.
In het kinderboek van Leo Lionni staat een gelijksoortig fabel. Maar dan met een heel ander slot. Een groep muizen werkt de hele zomer om graan te verzamelen voor de winter. Een van hen, Frederick, zit met gesloten ogen in de zon en verzamelt geuren, kleuren en zonnewarmte. Als het winter is, en de hele voorraad graan verdwenen is, vragen de muizen aan Frederick om zijn voorraad met hen te delen. Dankzij zijn woorden overleven ze de winter.
Misschien ben jij een krekel. Lijkt het soms alsof je de snelle wereld niet bij kunt houden. Wordt er van alle kanten aan je getrokken en verwacht. Voelt het soms alsof je wilt wegrennen van alles waar je niet aan kunt voldoen. Lees dan eens psalm 131. David, niet bepaald een doetje, zegt: ‘God, ik snap er geen bal van, en ik kan er niks van. Dus dan zit ik maar gewoon bij u. Als een kind bij zijn moeder.’ Onvoorwaardelijk geliefd, ook als je niks doet.
Toen Martha het vuur uit haar sokken liep terwijl Maria zat te zitten, gaf Jezus haar een standje. ‘Kom eens zitten, kleine mier. Je zusje heeft het goede gekozen’.
Dan niet alleen: ‘Ga tot de mier, gij luiaard’, maar ook: ‘ Goed zo, Maria.’
Goed zo, Frederick.
Auteur: Gerrianne Frens
Leeftijd: 27
Wat is het belangrijkste in je leven: Cola, mijn man, boeken, vrienden, God, reizen, leven zodat je het voelt en je sporen achterlaat.
Geloof je dat er meer is: Ja, ik geloof in de God van de Bijbel. Er is vanalles wat ik niet begrijp, maar ik geloof dat dat meer te maken heeft met mijn beperkte vermogens dan met de geloofwaardigheid van God. Hij is de reden van het bestaan van de wereld, en mijn leven.